Meer lestijd regelen

De tijd in de les is altijd te kort. Het is belangrijk om steeds te kijken naar activiteiten die leerlingen beter elders kunnen doen. Zo kan ik als docent zelf wat “extra lestijd regelen”. Maar doen ze dat dan ook? Hoe houd ik overzicht?

Leerlingen die thuis een activiteit moeten doen zullen moeten “bewijzen” dat ze dat ook daadwerkelijk gedaan hebben. Huiswerk moet in het schrift staan, de opdracht ingeleverd. Bij natuurkunde kunnen leerlingen soms foto’s maken en die opsturen naar de docent (van een hefboom, van de meter kast, van een thuis proefje, ..) en die foto’s zijn allemaal uniek.

Vorige week had ik leerlingen uitgelegd hoe ze om moeten gaan met significantie (significante cijfers zijn cijfers die er toe doen, een antwoord kan niet nauwkeuriger worden dan de gegevens door een berekening). Ze hebben sommen gemaakt, antwoorden gecontroleerd achter in het boek. Leerlingen hebben nu het idee dat ze alles weten en snappen, maar dat gaat nogal eens mis. Een overhoring ligt voor de hand, maar kost wel veel lestijd. En is een cijfer nodig voor zo een klein onderwerp dat nog heel vaak terug komt? Uiteindelijk heb ik een aantal vragen online gezet in Testmoz en de leerlingen de opdracht gegeven om de vragen te maken totdat ze 100% goed hadden. Testmoz is een test programma (online, gratis) en kan zonder aanmelden gebruikt worden. Leerlingen voeren hun naam in en een wachtwoord, de docent kan inloggen in het admin gedeelte en krijgt rapportages van alle pogingen. Let wel Testmoz is geen veilige testomgeving. Als iemand een andere naam opgeeft en de vragen maakt dan is dat niet te zien. Maar dat is ook niet zo erg. Testmoz beperkt het aantal rapporten tot 100, dus als leerlingen vaak herkansen moet je gaandeweg wel wat rapporten weggooien.

Deze week heb ik leerlingen aan het werk gezet met opgaven over beweging. Leerlingen vinden het lastig om grafieken (afstand/tijd, snelheid/tijd) te doorgronden. Ze krijgen dan een grafiek met, in dit geval, 5 lijnen en moeten daar dan vragen over beantwoorden.

De  vragen heb ik in Testmoz gezet (er zijn meerdere antwoorden mogelijk per vraag). De leerlingen voeren vervolgens thuis de antwoorden in, krijgen te horen of het antwoord goed is en bij een fout antwoord krijgen ze het juiste antwoord te zien. Kunnen ze kijken of ze het antwoord begrijpen en anders hebben ze de volgende les een vraag. In de les besteed ik alleen tijd aan de vragen. Niet aan het nakijken. En dat scheelt.

Het lijken kleine acties, maar de lestijd die er mee gewonnen wordt is belangrijk. En leerlingen krijgen er ook wat ruimte voor terug. Ze kunnen de opdracht maken of nakijken wanneer ze er aan toe zijn. Nu heb ik straks weer tijd om een sorteeropdracht te maken met de leerlingen.

Twitteren met een Nokia 1600

Een Nokia 1600 is een robuuste mobiele telefoon met alleen basale functies. Perfect geschikt voor docenten (zo blijkt als ik om me heen kijk). Meer dan 5 jaar oud alweer en nog steeds in gebruik. Bellen, af en toe een sms, klokkijken en dat is het dan wel. Het geldt zeker niet voor iedereen maar er zijn toch heel wat docenten die niet veel op hebben met alle “Nieuwe media” en smartphones en dergelijke.

Nokia 1600, bron: wikipedia.org

Nu ben ik zelf ook een tevreden bezitter van een Nokia 1600 en droom wel eens van een huis vol gadgets maar de kans dat die er gaan komen met mijn inkomen is toch niet zo groot. Leerlingen hebben echter wel volop de beschikking over smartphones en mobiel internet en maken daar ook veel gebruik van. De vraag is of, en in welke mate, je als docent betrokken wilt zijn bij al deze leerling activiteiten. Helemaal duidelijk is het mij nog niet maar de stand van zaken op dit moment is als volgt:

Pingen of WhatsApp-en is een vorm van 1-op-1 communiceren tussen twee mensen (net als SMS-en). Als docent heb ik daar volgens mij niets mee te maken. Communiceren met ouders/leerlingen in een 1-op-1 situatie gebeurt per brief of mail (en moet worden geregistreerd).

Twitteren is echter een andere manier van communiceren en gaat (in de niet afgeschermde omgevingen) van 1-op-veel mensen. De berichten zijn voor iedereen te zien en te lezen. Je kan speciale mensen volgen en dan ontvang je alle berichtjes. Kijkend naar de Twitter diaree van sommige leerlingen moet ik concluderen dat het volgen van leerlingen op Twitter mij niet veel oplevert. Ook denk ik niet dat het goed is om via Twitter met één enkele leerling te gaan communiceren.

Wat wel zinvol lijkt is het volgen van berichtjes die gaan over de school, over het vak, of over een klas. Of alle zinvolle berichten gevonden kunnen worden is mij nog niet helemaal duidelijk (er lijken af en toe berichten te zijn die niet goed gevonden worden).

Terug communiceren via Twitter vind ik nog lastig. Het lijkt me niet goed om persoonlijke zaken te twitteren, maar als iemand een vraag heeft over het huiswerk kan een hint via Twitter weinig kwaad lijkt me. Hiervoor heb ik, naast mijn privé Twitter account, een docent Twitter account aangemaakt. Het versturen van berichten kan dan via de Twitter(.com) website.

Voor het gebruik van Twitter zijn verschillende “apps” voorhanden voor smartphones die de berichtenstroom een beetje ordenen. Maar op een Nokia 1600 gaat dat niet werken. Ook zijn er “apps” voor desktop computers maar daarmee introduceer je voor jezelf een nieuwe communicatiebron die in de gaten gehouden moet worden. En daar wringt de schoen voor mij. Er zijn wel zinvolle dingen te doen met Twitter, maar het moet wel binnen mijn “normale”, of in ieder geval bekende, omgeving gaan functioneren.

Twitter gebruik beperkt zich voor mij tot de momenten dat ik achter een computer zit. Het haalt ook de snelheid er een beetje uit en dat lijkt me in dit geval niet eens zo heel slecht. Versturen van berichtjes gaat via het web. Voor het ontvangen van de berichtjes die ik wil lezen heb ik de volgende stappen genomen.

Stap 1: ik heb met leerlingen een aantal hashtags afgesproken (een hashtag is een code die achter een # staat en waarop gezocht kan worden) voor elke klas en voor het vak. Leerlingen weten ook mijn Twitternaam (en sommige volgen alle berichten hoewel mij dat nu weer niet zo zinvol lijkt).

Stap 2: voor het ontvangen van berichten heb ik rss-feeds toegevoegd aan Google Reader. Ik volg enkele honderden websites/weblogs via rss en in de Reader heb ik een aparte map gemaakt voor Twitter. Helaas heeft twitter de rss functionaliteit niet (meer?) standaard op de site staan. Op Sociable.co staat een handige beschrijving hoe je de rss feeds kan aanmaken. Beetje onduidelijk is hoe snel de berichten binnen komen. Google geeft aan  dat ze ongeveer eens per uur naar de feeds kijken. Andere rss readers zijn misschien frequenter aan het zoeken maar dat weet ik eigenlijk niet. Ik heb verschillende rss feeds gedefinieerd (mijn Twitternaam, de hashtags van de klassen, de hashtag van mijn vak, de naam van de school) en vindt deze berichten tussen de andere berichten in de rss reader.

Een bericht dat ik onlangs geplaatst heb om 12:07 uur kwam om 14:48 uur aan met hashtag 1, om 15:47 uur met hashtag 2 en om 17:17 uur met mijn Twitternaam. Nee niet echt snel, maar ze zijn er wel allemaal.

Stap 3: Twitter heeft de mogelijkheid om naar hashtags te zoeken binnen een bepaald gebied (bijvoorbeeld 50 km rond Utrecht). Dat geeft wel een handige verfijning van de berichten maar dat lukt niet eenvoudig met de rss feeds. Op dit moment heb ik een aantal “Twitter alerts” aangemaakt waardoor ik per mail de Twitter berichten binnen krijg die ik gedefinieerd heb. Hiervoor gebruik ik Twilert.com. Eens per dag krijg ik bericht als er iets is aangetroffen met de naam van de school. Elk kwartier krijg ik berichtjes met de hashtag van de klassen en het vak. Elk uur een mail met de hashtag van de school geplaatst binnen een gebied van 100 km rond de school. Of deze frequenties goed zijn weet ik nog niet, op dit moment zijn de berichten nog beperkt.

Het hiervoor genoemde bericht (12:07 verstuurd) kwam, als mail, om 12:23 uur aan via Twilert.

Stap 4: bij Twitter ingesteld dat er een mail gestuurd wordt als er een privé bericht verstuurd wordt of als iemand reageert op een bericht of deze ergens vermeld. Ook bij het retweeten wordt een mail verstuurd.

De Twilerts hebben een overlap met de rss feeds zodat ik kan nagaan welke systeem de meest betrouwbare en snelle manier is om de berichten te vinden. Op dit moment lijken de Twilerts sneller en meer compleet te zijn, maar de tijd zal dat verder uitwijzen. Het leuke aan de Twilerts is dat de berichten ook in de mail staan waardoor er direct een soort archief ontstaat.

Op dit moment is het Twitteren ingepast in mijn digitale werkomgeving. Google Reader, mail en Twitter zelf zijn allemaal online te gebruiken waardoor ik op elke computer met internet Twitter kan gebruiken.

De komende maanden zijn bedoeld om te kijken of ik leerlingen wat te melden heb via Twitter en of zij mij weten te vinden. En dat alles met een Nokia 1600 🙂

SMART Notebook 11 komt er aan

Smarttech (de makers van SMART Board en de bijbehorende SMART Notebook software) heeft aangekondigd dat er een nieuwe versie beschikbaar komt van SMART Notebook (versie 11). Gratis te downloaden voor de huidige gebruikers ergens verderop in het voorjaar (mei 2012?).

SMART Notebook versie 11 gaat werken op Windows (7 en XP) computers maar ook op Mac computers (Lion en Leopard). En dat is goed nieuws want de laatste versie (10.8) werkt juist niet met Mac IOS Lion.

Smarttech zorgt met SMART Notebook 11 voor een betere integratie van internet activiteiten binnen een presentatie (zo kan een website binnen in een dia bekeken worden) met de embedded web browser. Verder spreken de Reset page optie me wel aan en het maken van geluid(opnamen) Audio recording waarna deze bestandjes aan elk object gekoppeld kunnen worden. Dus een tekening van bijvoorbeeld een skelet kan voorzien worden van gesproken namen van alle botten, of een foto van een kerk kan voorzien worden van het woord church als gesproken tekst.

Activity builder – Creates activity objects that react to actions with animations or sound
Embedded web browser – Inserts web browsers directly onto a SMART Notebook software page
Enhanced contextual toolbar – Responds to actions by giving users the required tool choices when they choose a certain object
Crayon – Creates authentic crayon drawings on a SMART Board interactive whiteboard
Customized creative pen – Builds a unique creative pen from any image
Reset page – Brings SMART Notebook software page back to its last saved state to instantly start again
Gesture recognition – Supports four-touch interactivity for the SMART Board 800 series interactive whiteboard and the SMART Board 8070i interactive display. Also recognizes new shake gesture to group or ungroup objects.
Audio recording – Records sounds directly into a file
Shape image fill – Adjusts the size of an image to fit into a specific shape
Updated tables – Supports scaling, moving and interacting within tables more easily
New text engine – Provides improved text formatting and consistency
Fade ink – Fades any regular ink
Full-page frame – Allows borders of the page layout to be displayed

Waarom Wikiwijs voor mij niet werkt (4): Objecten

Voor nu even een laatste bericht over Wikiwijs en de functionaliteit die ik in Wikiwijs mis. Ik heb het idee dat er nog wel meer over te vertellen is maar deze weblog is daar misschien niet de beste plek voor.

Fragmenten/elementen zijn de onderdelen die nog geen relatie hebben met elkaar. Pas door het samenvoegen van fragmenten ontstaat lesmateriaal. Een uitleg, een reken voorbeeld, een opgave, een prakticum, …

Hoewel Wikiwijs wel aangeeft dat er objecten (een serie elementen in Wikiwijs taal) gemaakt worden is hiervoor verder geen voorziening aanwezig. In een arrangement kunnen fragmenten/elementen na elkaar gezet worden. Er kunnen ook bladzijden gemaakt worden met fragmenten/elementen. Maar je kan het nergens een object noemen.

Bij tekenprogramma’s (Autocad of digibord software) is het vaak mogelijk om losse lijn stukjes te tekenen en die later met elkaar te verbinden. Het wordt dan een groep die je als geheel kan verslepen.

Binnen lesmateriaal worden ook groepen gemaakt. Bijvoorbeeld een tekst “Opgave”, gevolgd door een tekstje, een plaatje, en een paar vragen. Of een tekst “Rekenvoorbeeld”, een tekstje, een plaatje en een stukje tekst.

Binnen Wikiwijs kan je deze fragmenten wel na elkaar plaatsen maar ze niet met elkaar verbinden. Het is niet mogelijk om aan te geven welke fragmenten bij elkaar een opgave vormen.

Waarom zijn objecten nuttig. Allereerst is het handig om een opgave als geheel te kunnen verplaatsen naar een ander arrangement. Bijvoorbeeld een lesserie over krachten. Na een uitleg staat een opgave van een auto met een lekke band die verwisseld moet worden. Heel karakteristiek, maar hetzelfde resultaat kan bereikt worden met een opgave over een til lift in de zorg of een fitness apparaat. De lesserie krijgt dan 3 verschillende uitvoeringen waarbij bepaalde opgaven verwijderd worden en andere ingevoegd. Dit spelen met lesmateriaal kan alleen handig als je objecten als geheel kan behandelen.

Verder zouden objecten een andere vormgeving kunnen krijgen. Opgaven worden bruin, een uitleg krijgt een ander lettertype, een rekenvoorbeeld krijgt een kadertje, een verdiepingsvraag wordt paars, … Hiervoor is het nodig dat de objecten herkend kunnen worden en dat er in de vormgeving rekening gehouden wordt met deze object soorten.

Wikiwijs heeft deze mogelijkheden niet voor zover ik kan zien. Objecten zouden ook terug geplaatst moeten kunnen worden in Wikiwijs (commons.wikiwijs.nl ?). Voor een lesserie zou je dan objecten moeten kunnen invoegen in een arrangement (dus niet alleen fragmenten). Een lesserie bestaat dan uit een object 5 (uitleg), 56 (rekenvoorbeeld) en de objecten 312, 432 en 456 (3 opgaven).

Uiteindelijk zou het mooi zijn als er ook een besloten toets variant van het arrangement komt waarbij opgaven als object kunnen worden binnengehaald.

Voor mijn gevoel is het onderdeel objecten alleen genoemd maar nog lang niet geïmplementeerd. Mij is niet duidelijk of dit de bedoeling is, maar het noemen van objecten (een serie elementen) is niet zo zinvol als er niets mee gedaan wordt.

Waarom Wikiwijs voor mij niet werkt (3): fragmenten

Fragmenten (door Wikiwijs elementen genoemd) zijn de basis van elk lesmateriaal. Een foto, een tekst, … zonder onderlinge relatie. Deze fragmenten worden later samengevoegd tot (informatie)objecten. Bijvoorbeeld een uitleg, een opgave, een voorbeeld, …

Fragmenten bestaan eigenlijk uit drie groepen:

  1. tekst
  2. media (foto, video, ..)
  3. bestanden (tekst, spreadsheet, …)

Bij een Wikiwijs arrangement zijn de volgende fragmenten gedefinieerd die je kan kiezen uit een menu.

Wikiwijs elementen

Deze elementen/fragmenten zijn op zich duidelijk. Een arrangement begint met een kop eventueel een subkop (beide worden ook gebruikt in het menu) en dan een stukje tekst.

De media zijn verdeeld in afbeeldingen, geluid en video.

Tot slot is er een bestand die als download wordt aangeboden (icoon met een link naar het bestand).

Blijft over de bestanden & links keuze waarmee links gemaakt kunnen worden naar externe websites of naar bestanden die bij Wikiwijs zijn opgeslagen.

Bij het maken van een arrangement mag je vrij doen wat je wil, maar bij het publiceren moet je voldoen aan de eisen van Wikiwijs, waaronder:

MAKER garandeert Wikiwijs uitdrukkelijk, dat:

  1. DE CONTENT (exclusief verwijzingen naar externe hyperlinks) een origineel werk van MAKER is;
  2. MAKER bevoegd is om deze overeenkomst te sluiten en eventuele auteursrechtelijke aanspraken door derden op delen van DE CONTENT vooraf met rechthebbenden geregeld heeft;
  3. DE CONTENT, noch delen ervan, inbreuk doet op auteursrechten of andere rechten van derden;
  4. DE CONTENT geen beledigende, lasterlijke, pornografische of obscene inhoud bevat;
  5. DE CONTENT geen virus, fouten(bugs) of andere zaken bevat, die hardware of software of de gegevens van derden nadelig beïnvloeden, vernietigen of vervalsen.

Naast de voorwaarde dat:

Tenzij anders vermeld wordt het materiaal op deze website beschikbaar gesteld onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Licentie.

En daar gaat het volgens mij al snel mis. Gebruikers (MAKERs) hebben vaak niet goed zicht op alle perikelen rond auteursrecht en copyright. Daarnaast weten ze vaak niet hoe een juiste bronvermelding er uit moet zien bij een bepaalde licentie.

Zelf merk ik dat tekst maken vaak nog wel lukt. Het lesmateriaal zit al in je hoofd en moet er alleen nog uitkomen. Maar lesmateriaal is leuker, handiger, aantrekkelijker, … met wat plaatjes, een video, een geluidsfragment.

De media fragmenten/elementen kan en mag je van Wikiwijs alleen uploaden vanaf je eigen computer. Je kan een Alt tekst toevoegen maar die komt over het plaatje heen. Er is niet aan te geven dat het plaatje een link is naar elders. Er is geen ruimte om een bron op te geven.

Een media bestand toevoegen aan een online applicatie vraagt veel aandacht. Kan en mag je de afbeelding eigenlijk wel gebruiken en hoe moeten de makers vermeld worden als bron.

Wikipedia (.org) heeft hiervoor een aparte (online) afdeling: commons.wikimedia.org. Mediabestanden die in de Wikipedia gebruikt worden staan centraal opgeslagen. Op dit moment zijn er meer dan 10 miljoen vrij te gebruiken media bestanden die gebruikt worden in de Wikipedia’s in de verschillende talen, maar ook elders op het net. Bij elk media bestand staat aangegeven waar het bestand binnen de Wikipedia gebruikt wordt.

The Wikimedia Foundation owns almost none of the content on Wikimedia sites — it is owned by the individual creators. However, almost all may be freely reused without individual permission according to the terms of the particular license under which it was contributed to the project, but some licenses may require that the original creator be attributed. You do not need to obtain a specific statement of permission from the licensor (unless you wish to use the work under different terms than the license stated).

Voor lesmateriaal is het niet nodig om zo streng te zijn als de Wikipedia/Wikimedia Foundation. En Wikiwijs eist ook niet dat materiaal vrij gebruikt mag worden. Wel moet de MAKER aangeven dat het materiaal gebruikt mag worden op die plaats. Zonder dat Wikiwijs een plaats aangeeft waar de MAKER kan aangeven waarom het materiaal gebruikt mag worden.

Hoe kan en mag je media opnemen in een online applicatie? Voor het onderwijs zijn aparte afspraken en vergoedingen afgesproken voor het gebruik van materiaal waar copyright op rust (zie http://www.auteursrechtenonderwijs.nl/). Maar voor online gebruik gelden die veelal niet (omdat de verspreiding veel verder gaat dan de onderwijsinstelling). Dus moet je goed weten wat je doet.

Stel ik vind een mooi plaatje over een elektromagneet:

Mag dit plaatje hier dan zomaar staan? Op de bladzijde waar ik het plaatje gevonden heb staat aangegeven dat er een Creative Commons licentie op zit (cc by). En dat betekent dat ik het plaatje mag gebruiken als ik de maker als bron noem. De foto zoals die hier boven staat mag dus niet gebruikt worden!

  Foto by la riviere (cc by)

Bron: http://www.flickr.com/photos/la_riviere/3254592301

Dat ziet er al beter uit: de maker van de foto is genoemd en de plaats waar de foto staat is als bron opgenomen. Deze bronvermelding kan ook aan het einde van een bladzijde of hoofdstuk komen te staan. De foto zelf is ook een link naar de originele foto (maar dat is niet echt noodzakelijk).

Zo is de maker van de foto blij en ik als gebruiker ook. Maar toch zit er nog iets ongewis in het geheel. Ik kan nu wel zeggen dat het klopt, maar als de foto morgen verdwenen is, of een andere licentie gekregen heeft, dat kan ik dat niet meer aantonen. Daarom is het goed om een schermafdruk te maken (kan ook digitaal als plaatje of pdf) van de bladzijde die genoemd is waar de licentie op staat. In dit geval staat die op de bladzijde van de foto, soms echter staat de foto op een andere bladzijde dan de copyright/licentie voorwaarden en dan moet van beide een afdruk gemaakt worden.

En om nog zekerder te kunnen zijn dat het allemaal klopt kan er ook nog een “webcitaat” gemaakt worden via bijvoorbeeld www.timeMarker.org met een html screenshot bijlage en een datum van de screenshot:

Description:        URI timestamp
Service:            http://timeMarker.org/
Timestamp:          Tue, 24 May 2011 21:42:40 GMT
URI:                http://www.flickr.com/photos/la_riviere/3254592301

Meestal gebruik ik Webcitation maar die heeft op dit moment problemen met het vastleggen van de Flickr bladzijden. Uiteindelijk is er dus een foto gevonden die gebruikt mag worden, is de bronvermelding correct en is er ook “bewijs” verzameld voor de toekomst. Pfff. Wat een klus.

Een ander soort fragmenten is video. Wikwijs ondersteunt Teleblik en YouTube maar daarbij is vaak moeilijk vast te stellen of het materiaal gebruikt mag worden. Als link kan en mag het altijd, maar ingesloten in een arrangement is het wat rechten betreft vaak onduidelijk.

De derde groep fragmenten is bestanden. Naar mijn mening moeten bestanden zoveel mogelijk vermeden worden. De inhoud van een bestand kan veelal gewoon in een arrangement geplaatst worden. Het maken van een arrangement dat bestaat uit veel bestanden die gedownload kunnen worden helpt de gebruiker niet. Een bestand moet worden opgehaald, er moet een passend programma geopend worden en dan is te zien of de informatie te gebruiken is. Een enkel bestand (een opdracht in Excel die leerlingen moeten uitvoeren, een presentatie, ..) kan natuurlijk nuttig zijn maar verder is de gebruiker het meest gebaat bij informatie die direct in de browser te zien is zonder hulpprogramma’s.

Als Wikiwijs inderdaad wil zorg dragen voor lesmateriaal dan zal zij de gebruikers (makers) ook moeten helpen bij het gebruiken van media. In mijn ogen moet er een soort commons.wikiwijs.nl komen met alle media bestanden, netjes voorzien van de juiste bronvermelding (naar keuze van de maker bij de media of in een stukje “Bronvermelding”) en voorzien van “bewijs” dat deze media ook gebruikt kan worden.

De fragmenten/elementen zoals ze hierboven genoemd worden zouden niet langer gebruik moeten maken van media die vanaf de computer moet worden verzonden, maar moeten kiezen uit bestaande media in de commons.wikiwijs.nl. En heb je een eigen plaatje dat je wilt gebruiken dan zal het plaatje eerst naar de commons gebracht moeten worden en is vanaf dat moment ook voor andere gebruikers beschikbaar.

Als Wikiwijs mij echt wil helpen dan is een goed gevulde database met media bestanden gemetadateerd naar inhoud en gebruik, voorzien van objecten waar de media gebruikt wordt een mooi begin. En, als dat nog even op zich laat wachten, dan graag een plaats bij elk fragment waar de juiste licentie kan worden ingegeven, de juiste bronvermelding en de originele plaats waar het bestand gevonden is.

Waarom Wikiwijs voor mij niet werkt (2): leerlijnen

Zoals ik eerder schreef gebruikt Wikiwijs een soort 4 stappen plan om lesmateriaal te ontwikkelen:

  1. element (plaatje, tekst, etc.)
  2. serie elementen
  3. les
  4. serie lessen

Of de in de Handreiking Kwaliteit digitaal lesmateriaal (van Kennisnet) beschreven 4 niveau’s binnen (digitaal) lesmateriaal:

  1. niveau 1: fragmenten (foto, stukje tekst, .. zonder relatie’s)
  2. niveau 2: informatieobject of toets (fragmenten in samenhang)
  3. niveau 3: leereenheid (objecten in samenhang)
  4. niveau 4: module of cursus

Maar voor er gestart wordt is er behoefte aan een leerlijn. Vaak zal een leerlijn formeel niet gemaakt worden maar dan is er in iedere geval in het hoofd van de maker een opbouw bedacht waaraan het lesmateriaal moet voldoen.

Wikiwijs gebruikt de definitie van een leerlijn zoals die ook door SLO gebruikt wordt:

Een leerlijn is een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden naar een einddoel.

En met een vak waarbij er eindexamen beschrijvingen zijn zal het einddoel veelal het examen zijn. Wikiwijs geeft aan dat er soms verschillende leerlijnen zijn:

Uit het voorgaande volgt ook dat er voor één vakgebied in een sector meerdere leerlijnen kunnen bestaan. Vooral de filosofie en de didactiek achter een leerlijn kunnen voor varianten in leerlijnen zorgen. Dit wordt het beste geïllustreerd door de diversiteit aan commerciële methoden. In feite zijn dat vertalingen en interpretaties van de kerndoelen en eindtermen naar een concreet lesproduct. Voor een vakgebied bestaan aldus verschillende methoden.

Eigenlijk geeft Wikiwijs aan dat er voor elke docent op elke school met zijn of haar eigen leerlingen een eigen leerlijn kan ontstaan. Iedereen geeft de lessen zoals ze het best passen.

Wikiwijs gaat hier voorbij aan het feit dat er veelal verschillende leerlijnen tegelijkertijd een rol spelen. Bijvoorbeeld:

  • leerlijn Natuurkunde
  • leerlijn onderzoeksvaardigheden (vak overstijgend)
  • leerlijn rekenen (deels vak overstijgend deels wiskunde)
  • leerlijn taalontwikkeling (vak overstijgend)
  • leerlijn ICT (vak overstijgend)
  • leerlijn sociaal- en emotionele ontwikkeling (vakoverstijgend, bv wanneer leert een leerling samenwerken)

En daarmee wordt het lastig om te spreken van “één leerlijn” die gebruikt wordt. En met meerdere leerlijnen is er direct sprake van een onwerkbare situatie. Bij het ontwikkelen van les materiaal wordt daarom vaak toch maar 1 leerlijn gebruikt en worden andere leerlijnen later naast de gebruikte leerlijn gelegd om te kijken of er nog wat moet worden aangepast.

Toch levert dit vaak lastige conflicten op. Als in de wiskunde leerlijn een vaardigheid pas aan bod komt in leerjaar 3 (en dat vanuit het vak daar ook het best op zijn plaats is) dan kan een docent die vaardigheid niet al in de tweede gebruiken bij een ander vak. Tenzij er tijd en ruimte ingebouwd wordt om de vaardigheid alvast aan te leren.

Op de Wikiwijs bladzijde “leerlijnen” (die overigens moeilijk te vinden is omdat hij verstopt zit in een subdomein content.wikiwijs.nl die geen zelfstandige startpagina heeft) wordt een rapport aangehaald van Allard Strijker (SLO) “Leerlijnen en vocabulaires in de praktijk” (pdf) waarin beschreven staat hoe een leerlijn tot stand komt met een opsomming van de elementen voor een beredeneerde opbouw en de kernvragen die je dan moet stellen.

Element beredeneerde opbouw: Kernvraag

  • Visie: Waartoe leren zij?
  • Doelen: Waarheen leren zij?
  • Inhoud: Wat leren zij?
  • Leeractiviteiten: Hoe leren zij?
  • Rol leraar: Hoe is rol van leraar bij hun leren?
  • Materialen en bronnen: Waarmee leren zij?
  • Groeperingsvorm: Met wie leren zij?
  • Locatie: Waar leren zij?
  • Tijd: Wanneer leren zij?
  • Toetsing: Hoe wordt hun leren getoetst?

Voor met het maken van lesmateriaal begonnen wordt moet een bruikbare leerlijn beschikbaar zijn. In ieder geval in het hoofd van de maker, maar liever afgestemd met de mensen waarmee gewerkt wordt, zodat de leerlijn ook door anderen gebruikt kan worden.

Zoeken in Wikiwijs naar “leerlijnen” geeft enkele hits. De hits met Wikiwijs repository geven veelal arrangementen aan die zijn opgeslagen in Wikiwijs. Bijvoorbeeld de leerlijn Nederlands 1 HV of de leerlijn Engels 1e en 2e klas. Deze leerlijnen zijn opgebouwd als een “normaal” arrangement en is vooral een opsomming van links naar lesmateriaal elders. De leerlijn lijkt hiermee vooral bedoeld voor de docent en voor de leerling moet een andere start bladzijde gevonden worden.

Als een leerlijn de basis is van je lessen dan lijkt het onlogisch om de leerlijn zo los te koppelen van de lessen.

In een volgend bericht zal ik eens kijken naar stap 1 van het stappenplan en wat Wikiwijs doet om mij hierbij te helpen:

  • element (plaatje, tekst, etc.)
  • niveau 1: fragmenten (foto, stukje tekst, .. zonder relatie’s)

Waarom Wikiwijs voor mij niet werkt

Onlangs kreeg ik van Wikiwijs en de Digischool het verzoek om enkele vragen te beantwoorden over mogelijkheden om Wikiwijs te verbeteren.

Wikiwijs en Digischool verkennen samen hoe de Leermiddelendatabase en Wikiwijs verbeterd kunnen worden.

Tijdens het invullen van de vragenlijst werd het me weer duidelijk dat Wikiwijs het (nog) niet is voor mij. Ik herken mezelf niet in de beschrijving die Wilfred Rubens geeft over docenten:

Docenten zijn vaak niet in staat om de ontwikkelingen op het gebied van ICT bij te houden. Door een gebrek aan tijd, prioriteit maar vaak ook affiniteit.

Niet dat ik echt voorop loop (dat is misschien wel een gebrek aan tijd maar ook van geld) maar het volgen van de ontwikkelingen lukt me aardig. Zo ook de voortgang van Wikiwijs. Laat ik proberen aan te geven waar ik met Wikiwijs vast loop en mijn interesse verlies.

Wikiwijs geeft aan te staan voor de volgende 3 zaken:

  • Zoek
  • Maak
  • Deel

Hieronder ga ik in op de eerste twee punten. Het delen is nog een apart verhaal en heeft vooral te maken met tijd en (auteurs)rechten die moeilijk goed te regelen zijn.

ZOEKEN

Het zoeken is één van de onderdelen die in de loop van de tijd steeds is aangepast. Er zijn veel filter mogelijkheden en het zoekprogramma zoekt in allerlei verschillende databases (met behulp van edurep). Op deze weblog heb ik eerder iets geschreven over een magnetisch bedienbare schakelaar: een reed contact (hier, hier, hier, hier). Deze informatie heb ik ook bij de digischool geplaatst met als titel “Reed contact”. Binnen Wikiwijs zoeken op reed contact geeft 25 hits waaronder Willem Wever filmpjes en Pauw en Witteman (die niet relevant zijn voor wat ik zoek).  De eerste relevante hit verwijst naar een pdf bestand van de Stichting Ontwikkelcentrum maar daar moet je op één of andere manier lid van zijn dus die kan ik niet gebruiken. Wel geeft de samenvatting reden om nieuwsgierig te worden:

Reed-sensoren zijn sensoren die bestaan uit een schakelaar waarop een magnetisch gevoelig materiaal is aangebracht. Als een ijzeren voorwerp langs het Reed-contact gaat, sluit de schakelaar.

Dit type reed contact is mij nog onbekend. Al met al gaat het zoeken moeizaam. De zoektermen moeten wel heel specifiek zijn maar vaak weet je niet hoe je iets moet noemen om het te vinden. Het metadateren van de materialen is het lastigste onderdeel en loopt nog niet goed. Ook verwijzingen naar bronnen die ik niet mag gebruiken lijken me niet zinvol. Het zoeken naar reed contact via google.nl levert, bij mij, het materiaal op als hit nummer 2 (na Wikipedia). Nu weet je bij Google natuurlijk niet dat het om lesmateriaal gaat en dat je het mag gebruiken maar het zoeken gaat wel een stukje beter.

MAKEN

Wikiwijs is bedoeld om ook lesmateriaal te maken. Ze hanteren in hun database een soort 4 stappen plan:

  1. element (plaatje, tekst, etc.)
  2. serie elementen
  3. les
  4. serie lessen

Je pakt een element op en maakt er een serie elementen van die je kan samenvoegen tot lessen of zelf een serie lessen. Ter ondersteuning is er ook nog een leerlijn te maken.

Kennisnet gebruikt dezelfde 4 onderdelen maar noemt ze alleen anders. In de Handreiking Kwaliteit digitaal lesmateriaal (van Kennisnet) worden 4 niveau’s beschreven binnen (digitaal) lesmateriaal:

  1. niveau 1: fragmenten (foto, stukje tekst, .. zonder relatie’s)
  2. niveau 2: informatieobject of toets (fragmenten in samenhang)
  3. niveau 3: leereenheid (objecten in samenhang)
  4. niveau 4: module of cursus

Zelf vindt ik de door Kennisnet gebruikte benamingen duidelijker aangeven wat er bedoeld wordt.

Antoine van Dinter heeft een eXe learning pakketje omgezet naar een Wikiwijs pakket (hier). Wat opvalt is dat het Wikiwijs pakket wel erg lijkt op eXe. Er is een menu aan de linker kant en als je daar op klikt opent zich een bladzijde met tekst en plaatjes. Voor mij ziet het er net zo uit als een simpele website (die heeft ook een menu en bladzijden) of zelfs een weblog (die je ook zo in kan richten).

Binnen Wikiwijs kan de vormgeving aangepast worden. Er is keuze uit 5 voor gedefinieerde layouts. Elk arrangement kan maar in 1 layout getoond worden. Wel kan je een arrangement kopiëren en dan een andere layout geven. Bij een arrangement is het mogelijk om een plaatje (header) toe te voegen die op elke bladzijde blijft staan.

Wikiwijs arrangement Antoine van Dinter
Website met leerling materiaal (en docentenmateriaal alleen zichtbaar na intypen persoonlijk wachtwoord)

Bron: Getoonde website (geoptimaliseerd voor Digibord gebruik) is gemaakt door The Blue Bus.

Dus Wikiwijs levert een functionaliteit die ik al heb en gebruik. Jammer is dat de Wikiwijs versie duidelijk Wikiwijs als browser titel heeft en de link ook duidelijk een Wikiwijs link is.  Met een eigen header ziet de bladzijde er iets meer “eigen” uit maar de verwijzingen naar Wikiwijs blijven bestaan. Het arrangement komt over als een geleend stukje lesmateriaal. Wikiwijs wil het ook zo als je de Copyright Statement leest:

Het gebruik van hyperlinks naar (pagina’s van) deze website is toegestaan, mits te allen tijde duidelijk wordt gemaakt dat de getoonde pagina c.q. website van Wikiwijs is.

Wel vraag ik me af of er enig recht is dat dit kan afdwingen (voorwaarden stellen aan links naar je website toe), maar dit terzijde.

Een eXe leerpakketje kan je opnemen in een ELO (elektronische leer omgeving) waarbij je kan zie welke leerling het gebruikt heeft, bij Wikiwijs zie ik dat nog niet.

Een website is je eigendom en kan je aanpassen/beheren ook als Wikiwijs allang weer verdwenen is (hoewel hier nog geen signalen voor zijn maar onze overheid is niet erg betrouwbaar gebleken op het punt van continuïteit). De voorwaarden van Wikiwijs die je moet accepteren als je een arrangement online wilt zetten zijn ook niet echt hoopgevend als het gaat om het beschermen van je werk en alle tijd die je daar in gestopt hebt:

Wikiwijs is niet aansprakelijk voor schade aan en/of verlies van opgeslagen gegevens, noch aansprakelijk voor (indirecte) vervolgschade. 

Wikiwijs is altijd gerechtigd DE CONTENT van de Wikiwijs te verwijderen.

Bij het Wikiwijs arrangement kan je het lettertype op het scherm niet goed vergroten (met CTRL + +, of Apple + +) voor digibord gebruik (er komt direct een schuifbalk in beeld) en ook zijn de menu’s niet -tijdelijk- te verwijderen (ook voor gebruik op het digibord). Bij het printen (er staat soms een AFDRUKKEN knop op een bladzijde) wordt ook het menu mee geprint terwijl je daar vaak geen behoefte aan hebt. Bij de getoonde website zijn header en menu tijdelijk weg te klikken en worden de regellengte aangepast als het lettertype vergroot wordt zodat het goed leesbaar blijft op een digibord (zonder schuifbalk) en wordt alleen de tekst geprint (zonder menu of header).

Kortom ik zie nog niet zo de meerwaarde in van het werken met Wikiwijs ten opzichte van alle andere applicaties waarbij je zelf meer controle houdt.

MAAR

Het grootste probleem is dat ik helemaal niet zoveel behoefte heb aan digitaal lesmateriaal zoals Wikiwijs dat presenteert. Met de 1000 uur norm sta ik vooral met veel leerlingen in de klas. En moeten ze gewoon dingen lezen, opgaven maken, praktica uitvoeren, … onder mijn supervisie. En met een 40 urige werkweek voor leerlingen kan ik ze per lesuur maar een half uur (t)huiswerk opgeven.

De leermiddelenmonitor 2010/2011 geeft aan waarom docenten zelf lesmateriaal ontwikkelen:

Leraren ontwikkelen niet zozeer omdat ze dan meer eigenaarschap ervaren. Leidinggevenden denken vaak wel dat dit een reden is voor leraren om te ontwikkelen. Belangrijke redenen voor leraren om zelf leermiddelen te ontwikkelen zijn, net als vorig jaar, het ontwikkelen van materialen die de methode niet biedt ([…] vo 63% […]) en het bieden van meer differentiatie mogelijk­heden ([…] vo 56% […]).

Hoewel dat op zich verbazingwekkend is dekken lesmethoden eigenlijk nooit het gehele eindexamenprogramma. Dat docenten die daar alert op zijn zelf lesmateriaal maken om de gaten te dichten dat lijkt me een goede ontwikkeling. Dit lesmateriaal wordt ingezet in de normale lessen. Het bieden van meer differentiatie mogelijkheden is ook niet zo vreemd maar dit lesmateriaal zal, in het normale voortgezet onderwijs, deels buiten de normale les gebruikt worden. Toen leerlingen vastliepen in lastige berekeningen over hoogte energie en bewegingsenergie heb ik extra lesmateriaal online gezet (hulpbijnask.nl) met de bedoeling dat leerlingen daar thuis, eventueel met hulp van ouders, mee aan het werk gingen. De normale lessen waren onvoldoende benut en dan is er behoefte aan extra lesmateriaal. Differentiatie ontstaat vaak pas nadat het normale programma doorlopen is. Leerlingen begrijpen de stof nog niet of hebben een les gemist en hebben behoefte aan herhalingsstof. Andere leerlingen begrijpen het goed maar willen zekerder van zichzelf worden en hebben behoefte aan verbredingsstof. Of leerlingen hebben de stof goed begrepen maar hebben behoefte aan wat meer diepgang en die willen graag verdiepingsstof.

Zelf maak ik ook lesmateriaal als de methode niet echt past bij mijn manier van lesgeven. Het doen van praktica staat vaak verstopt in een werkboek, vaak pas na de opgaven, terwijl dat, in mijn ogen, veelal het begin zou moeten zijn. Zelf lesmateriaal maken gaat wel goed, maar is dat lesmateriaal dan ook direct digitaal? Voor mij niet. Als leerlingen buiten de les zelfstandig aan het werk kunnen worden gezet dan is digitaal lesmateriaal zinvol. Maar in de les heb ik daar niet zo veel behoefte aan. De theorie volgt uit het prakticum en kan in een schrift worden opgeschreven. De leerling heeft behoefte aan opgaven (die digitaal gemaakt worden met een tekst verwerker, op een website, …) die in de les toch vaak op papier nodig zijn zolang leerlingen niet altijd online zijn. Er is ook behoefte aan digibord materiaal maar dat zie ik niet direct als “digitaal lesmateriaal”.

Digitaal lesmateriaal gebruik ik vooral waar de normale lessen ophouden. En omdat de leerlingen dan zelfstandig aan het werk moeten kunnen vraagt het digitale lesmateriaal veel aandacht. En daarmee kost het veel tijd om het te maken.

Is Wikiwijs geschikt om het digitale lesmateriaal te maken dat ik nodig  heb? Helaas niet. De Wikiwijs arrangementen geven een aantal internet bladzijden samengesteld uit tekst, plaatjes, video, … maar het blijft gewoon een opdracht die (met de video dan alleen als link) ook in Word gemaakt had kunnen zijn. En leerlingen hebben nog een digitale plaats nodig om de juiste links te vinden (ELO, website, ..)  Het wordt langzaamaan erg onoverzichtelijk. Wikiwijs zal, voor mij, erg moeten veranderen om nuttig te worden. Nuttig in de zin dat ik op 1 plaats mijn lesmateriaal verzamel dat ik nodig heb om leerlingen les te kunnen geven.

Bij de start van Wikiwijs gaf de toenmalige minister Plasterk aan:

Plasterk noemt het plan voor elektronische schoolboeken een ‘revolutie in leermiddelen’ en heeft als einddoel voor ogen dat al het lesmateriaal, van basisonderwijs tot en met hoger onderwijs, in deze vorm opvraagbaar wordt.

Bron: Tweakers.net (4 december 2008)

En ook Richard Baraniuk heeft met Connexions (cnx.org) een applicatie gemaakt om lesmateriaal uit te wisselen. En de Connexions software zou ook deel moeten gaan uitmaken van Wikiwijs (toespraak Richard Baraniuk in 2009 over Wikiwijs staat hier). Maar zover is het nog niet.

Voor mij heeft Wikiwijs zijn belofte nog niet waar gemaakt en ben ik niet in staat om “al mijn lesmateriaal” bij Wikiwijs te ontwikkelen. En daarmee is Wikiwijs op dit moment meer een gadget. Leuk voor af en toe, maar niet geschikt voor het echte werk.

Weblog voor je (mentor)klas

Dit bericht staat al een tijdje als concept te wachten. Een weblog voor je (mentor)klas lijkt zo’n logische stap, maar heldere voorbeelden in het voortgezet onderwijs zijn moeilijk te vinden. In het primair onderwijs worden weblogs vaker gebruikt. Misschien hebben docenten in het voortgezet onderwijs andere manieren om te communiceren (elektronische leeromgevingen, mail). Worden in het basisonderwijs vaak leerling opdrachten (tekeningen en dergelijke) online gezet, in het voortgezet onderwijs gebeurt dat veel minder. Het kan zijn dat leerlingen zelf een weblog of iets dergelijks hebben of dat de leerlingen hun opdrachten in een besloten omgeving (ELO) plaatsen.

Maar in de serie berichten over het gebruik van een weblog kan de weblog voor de klas niet ontbreken. Een weblog is een goed hulpmiddel om te communiceren met leerlingen van je (mentor)klas. Of met de ouders van de leerlingen. Een WordPress weblog kan ook gesloten worden waarbij er 35 personen toegang kunnen krijgen tot de weblog (bij de gratis versie, met bijbetalen onbeperkt). Ook kunnen berichten voorzien worden van een wachtwoord. En als het wachtwoord gelijk is voor verschillende berichten of bladzijden dan gaan ze allemaal open na het invoeren van het wachtwoord. In de RSS feed of het mail abonnement staat dan bijvoorbeeld als titel: “Beveiligd: Programma excursie Leiden” en is de inhoud pas te zien als het wachtwoord is ingevoerd. Als de titels zinvol gekozen worden (en iedereen het wachtwoord onthoudt) dan werkt dit prima.

Tom Barrett heeft een Google Docs presentatie over (tot nu toe) 37 ideeën om een Klas Weblog te gebruiken.  De presentatie kan door iedereen aangepast worden.

Enkele ideeën:

  • maak een foto van je klaslokaal en leg uit waarom het er zo uit ziet
  • publiceer werk van leerlingen
  • publiceer de klasregels
  • publiceer opdrachten
  • publiceer handleidingen (bijvoorbeeld: hoe maak je een verslag)
  • maak een vragenketting
  • geef informatie over aankomende activiteiten

Een weblog geeft een makkelijk toegankelijk online platform voor het gebruik met een klas. Enkele voorbeelden:

Soms wordt ook een wiki gebruikt om gegevens van en voor de klas te delen via internet, zo gebruikt Elke Das een (gratis) wiki van pbworks voor haar groep 8 klas.

Verslagen online laten beoordelen met weblog

Leerlingen krijgen vaak opdrachten waarbij ze een verslag moeten maken van hun ervaringen. De docent bekijkt het verslag, stelt nog wat vragen, leerlingen maken het verslag nog wat beter en krijgen een cijfer.

Bij het hele proces is er contact tussen docent en leerling. Er is geen contact tussen leerlingen onderling. Waarom eigenlijk niet? Kunnen leerlingen de verslagen niet van elkaar nakijken? Is het lezen van verslagen van anderen niet leerzaam?

Ik heb wel eens bedacht dat leerlingen elkaars verslagen zouden moeten nakijken, maar zag toen erg op tegen de organisatie daarvan. De verslagen moeten rond gaan, en niet zoekraken, weer terug komen, en aangevuld worden. Met papier is dat een lastig traject en moet het beoordelen ook eigenlijk voor een groot deel in de les gedaan worden.

Als een digitaal verslag beoordeeld kan worden, eventueel thuis, dan is de organisatie wellicht eenvoudiger en de kans op zoekraken van verslagen kleiner. Uiteindelijk heb ik een klas digitale verslagen laten maken van een praktische proef die te veel tijd kost in een les (ongeveer 3 dagen). De verslagen hebben ze van elkaar beoordeeld en de gestelde vragen online beantwoord. Hiervoor heb ik een (gratis WordPress) weblog gebruikt.

De opdracht

Bij het natuur- en scheikunde onderwerp Stoffen hebben leerlingen gekeken naar stofeigenschappen, faseovergangen, scheidingsmethoden, enz.

De halve klas heeft als opdracht om een schaal te vullen met water, hier zout in op te lossen tot er zout op de bodem bleef liggen, er omgekeerd een grote (Bravilor) koffiefilter in te zetten en dan te kijken wat er gebeurt.

De andere helft van de leerlingen neemt twee glazen gevuld met water, ook hier zout in op lossen, de glazen op een dienblad zetten en er een touwtje tussen spannen en dan ook gaan waarnemen.

Beeldcitaat

Het verslag

Het verslag in de tweede klas is nog redelijk eenvoudig.

  1. Een (passende) titel
  2. Een tekening (in dit geval een foto)
  3. Wat heb je gedaan
  4. Wat heb je gezien
  5. Wat heb je geleerd

De beoordeling

Leerlingen kregen de opdracht om een verslag van een andere leerling te lezen (ik heb de leerlingen zo veel als mogelijk gekoppeld aan een verslag van de andere proef) en er een commentaar bij te zetten met 2 positieve opmerkingen en 2 verhelderende vragen.

Laatste reactie

Daarna gingen leerlingen terug naar hun eigen verslag. En daar moesten ze een commentaar plaatsen met een reactie op de vragen. En als het nodig was konden de leerlingen ook nog hun eigen verslag verbeteren.

Wat ging goed en wat kan beter?

Leerlingen hebben nog weinig ervaring met het werken online en hebben ook zelf geen weblog. Daarom heb ik besloten om een centrale weblog te gebruiken waar alle verslagen verzameld worden.

Voor de weblog heb ik gebruik gemaakt van een gratis WordPress weblog (wordpress.com) met een “foto” thema (Duotone). Dit thema toont een foto (één) waarbij de achtergrond zich aanpast aan de kleurstelling van de foto met daaronder de tekst. Helaas is het niet zo goed te printen, maar online ziet het er mooi uit.

Bij een WordPress weblog kan je aangeven dat je ook berichten kan plaatsen door een email te sturen naar een speciaal email adres (Dashboard, Mijn Blogs en dan aanklikken “Post by email”). Leerlingen hebben hun verslag dan ook naar mijn school mail gestuurd. Een mail met de titel van het verslag bij het onderwerp, een foto als bijlage, en de tekst van het verslag in het bericht. Na een korte controle op ongewenste toevoegingen (achternamen, leeftijd, …) heb ik de mail doorgestuurd (bij doorsturen wordt de bijlage ook doorgestuurd, wel even FW: verwijderen en het mailadres uit het bericht). Het verslag staat daarmee direct online. De titel, een foto en de tekst.

Beeldcitaat
Beeldcitaat

Voor het plaatsen van de verslagen heb ik alle gemailde verslagen dus eenmaal moeten openen, snel bekeken op rariteiten en daarna door moeten sturen naar het speciale emailadres. Dit kost weinig tijd (en gebeurt niet bij de weblog maar met het school mailprogramma).

De leerlingen hebben het te beoordelen verslag opgezocht, gelezen en over het verslag 2 positieve opmerkingen en 2 vragen geplaatst als reactie onder het verslag. Het is opvallend hoe scherp leerlingen het verslag bekijken. Als het verslag rammelt dan zien ze dat ook direct en stellen er vragen over.

Vervolgens hebben de leerlingen de vragen over hun verslag beantwoord (eveneens in een reactie onder het verslag).

Beeldcitaat

De verslagen zijn pas na de deadline geplaatst (gemaild) en de reacties heb ik ook pas na de deadline goedgekeurd (als moderator van de weblog kan je aangeven dat reacties goedgekeurd moeten worden voor plaatsing online). Omdat ik als moderator de reacties moet goedkeuren krijg ik elke reactie ook gemaild (dat heb ik zo in gesteld in WordPress) zodat ik een goed overzicht heb van de voortgang.

Tot slot heb ik de verslagen en de reacties beoordeeld. Hiervoor heb ik een Google Documents bestand gebruikt zodat ik thuis en op school aan de beoordeling kon werken. Elke stap heeft een korte reactie gekregen van mij en een aantal punten (5 voor het verslag, 2 voor de reactie, 2 voor het antwoord, en 1 voor de moeite = maximaal een 10, met 1 punt aftrek voor elke gemiste deadline). Mijn reactie (met cijfer) heb ik niet online gezet maar naar de leerlingen gemaild.

Leerlingen vinden het in eerste instantie niet zo’n goed idee om het verslag online te zetten. Maar vinden het toch wel mooi als het daar zo staat. Ook ervaren ze hoe een reactie geplaatst wordt en hoe een persoonlijke reactie aankomt en dat het fijn is als er in de reactie eerst iets positief staat.

Het gehele proces heeft zich buiten de les afgespeeld. Na het geven van de opdrachten en het stellen van deadlines zijn leerlingen thuis aan de slag gegaan. Er hebben zich geen technische problemen voorgedaan met de WordPress software. Eén leerling heeft een deadline (op zondag nacht) gemist door computerproblemen thuis maar dat maandag op school alsnog hersteld.

Al met al is het een succesvolle onderneming geweest die voor herhaling vatbaar is. Het is mooi om te zien dat leerlingen ook thuis serieus aan het werk zijn. Het gehele project heeft ongeveer 4 weken geduurd (herfstvakantie voor het uitvoeren van de proef, en dan nog 2 keer een week voor de reacties). Door de deadlines ruim te stellen (bijna een week) heeft bijna iedereen de deadlines gehaald wat voor de voortgang van het project wel erg prettig is.

De verslagen zijn hier te bekijken. Aan de verslagen (en dan vooral de foto’s) is ook goed te zien wie niet goed gepland heeft. Sommige foto’s zijn niet na 2 of 3 dagen gemaakt maar bijna direct na het starten van de proef. Sommige leerlingen zijn ook slordig en hebben de koffiefilter of het touwtje zoek gemaakt dat ze hebben gekregen om de proef uit te voeren.

Digitale klas

Grant Zimmerman schrijft een erg commercieel verhaaltje over digitale klassen (“Simple is Better: Create Digital Classes for Your Students“). Hij noemt 6 eigenschappen die van belang zijn om digitale gegevens te kunnen gebruiken in de klas, waaronder:

  • Eliminating the need for teachers to be computer experts;
  • Putting control of the classroom into teachers’ hands;
  • Secure clients that are immune to modification.

Volgens mij wordt vaak gemakkelijk aangenomen dat docenten in staat zijn om de techniek te gebruiken of vinden we dat ze dat maar moeten leren. Veel keuzes worden gemaakt vanuit de techniek, de docent past zich maar aan. Terwijl in deze tijd het goed mogelijk is om simpel te gebruiken toepassingen te maken die docenten in staat stellen om snel en betrouwbaar gebruik te laten maken van digitale gegevens zonder dat daar uitgebreide ict kennis voor nodig is. Hans de Zwart vroeg zich eerder al af “How come we find it acceptable that software requires any training at all?“.