Wat is dat eigenlijk: onderzoekend leren? Ik ben opgeleid in de traditie van interesse-georiënteerd natuur- en scheikundeonderwijs (Genseberger, 1997) waarbij leerlingen vooral in situaties gebracht worden waar verbazing op kan treden waarna ze hun waarnemingen verwerken en dat met elkaar kunnen delen. Hieruit komen dan vaak veel vragen en zo wordt het onderwijs dan opgebouwd. Maar onderzoekend leren is een veel voorkomende beschrijving die niet zomaar duidelijk is.
Binnen het vak natuurkunde (en andere vooral bèta vakken) komt onderzoeken vaak voor. Een beker water verwarmen, stroom door een schakeling, … Toch lijkt hier iets anders bedoeld te worden. Het onderzoeken lijkt niet direct gekoppeld te worden aan iets praktisch doen.
Het woord onderzoeken heeft wel iets actiefs, het zal je niet zomaar overkomen. En als we dan kijken naar het leren van leerlingen dan zie ik daar nog wel een punt van zorg. Niet alle leerlingen zijn even actief bezig met de stof. Is onderzoekend leren dan het tot actie bewegen van leerlingen? In de zin van “ga eens wat doen”? Of is er nog meer over te zeggen.
Bij Natuurkunde gebruiken we de Systematische Probleem Aanpak (SPA) en die beschrijft de aanpak ook met woorden die actie vragen (Lezen, Verwoorden, Aanpak, Uitrekenen, Controleren). Alleen doen leerlingen dat meestal niet uit zichzelf.
Het lijkt er op dat onderzoekend leren toch niet gaat over het in beweging krijgen van leerlingen. Als iemand niets doet is het leren toch al beperkt. Onderzoekend leren lijkt zich meer toe te spitsen op het daadwerkelijk aanpakken/onderzoeken van lesmateriaal.
Bouwmans (2010) zegt:
De snelheid waarmee leerlingen zich grote hoeveelheden theorie eigen moeten maken ligt zo hoog dat leerlingen niet de tijd nemen om echt na te denken over waar ze mee bezig zijn.
Wil dat nu zeggen dat leerlingen niet de tijd krijgen danwel nemen om het lesmateriaal te onderzoeken? Of zouden ze het vooral nog wat beter moeten doen?
Mylène (2015) bekijkt het onderzoekend leren ook als een taak van de leerling. Maar geeft ook zichzelf als docent een onderzoekende taak:
My definition of “inquiry” as an educational method: it’s the students’ job to inquire into the material, and while they do that, it’s my job to inquire into their thinking.
Dit klinkt best goed. De leerling onderzoekt de lesstof en de docent onderzoekt het denken van de leerling. En dat is niet eens een makkelijke taak. Leerlingen noteren als het goed is alles wat ze doen in hun schrift en stellen en beantwoorden vragen. Op die manier is het denken van de leerling een beetje te volgen. Maar ook niet echt. Het meedoen (en serieus vragen stellen/beantwoorden) is soms beperkt en levert dan niet zoveel op. Een schrift met alle vragen juist beantwoord geeft weinig inzicht.
Een leerling die een vraag zomaar goed maakt heeft hier niets geleerd. Een vraag die vastloopt, waar extra theorie voor nodig is, waar gegevens bij gezocht moeten worden, … die leveren leerwinst op. Maar die gedachten komen zelden in een schrift te staan.
Mylène vraagt leerlingen om, bij het onderwerp elektriciteit, niet alleen een goed schema, maar ook twee foute schema’s te tekenen en hier bij te schrijven waarom ze niet goed zijn. En ook worden leerlingen uitgedaagd om vragen te stellen over zaken waar ze nog geen antwoord op hebben (“Maakt het uit als de schakelaar aan de andere kant komt te staan?”).
Het stuk van Mylène lezend bedacht ik me dat ik het voor mekaar moet zien te krijgen om meer foute zaken in het schrift te krijgen. Gemaakte fouten met een analyse wat er fout aan is. Een gemaakte fout die onderzocht is 🙂 Onderzoekend leren van fouten. Ofzoiets.
Nu nog bedenken hoe ik dat in de praktijk kan regelen.
Bronnen:
Bouwmans (2010), Peer instruction, Universiteit Enschede, mei 2010
Genseberger, Rupert, 1997, Interesse-georiënteerd natuur- en scheikundeonderwijs, CD-ß press, Utrecht, 1997
Mylène (2015), http://shiftingphases.com/2015/09/23/inquiry-based-teaching-evolves/, geraadpleegd op 13 oktober 2015.