Feedback geven op leerlingpresentaties

Een paar weken geleden hebben 5V leerlingen presentaties gegeven als afsluiting van een project. De leerlingen hadden in groepjes samen wel 200 tot 300 uur aan een onderzoek of ontwerp gewerkt, de resultaten in een mooi verslag verwerkt en dan moeten ze proberen om in 10 minuten de essentie van al het werk samen te vatten.

De presentaties zaten meestal netjes in elkaar. De leerlingen maken een Powerpoint presentatie of een Prezi en vertellen hun verhaal. En hoewel het allemaal keurig in elkaar zat was er na afloop toch een wat onbestemd gevoel. De presentaties waren niet … niet … ehhh tsja wat was er eigenlijk niet. Met een rubric in de hand hadden ze het allemaal best goed gedaan. En toch was daar het onbestemde gevoel.

Na afloop komen we tot de volgende bevindingen. En dat was natuurlijk niet voor elk groepje en/of niet voor elk groepje in dezelfde mate.

  • Leerlingen vertellen vooral over het proces. Ze geven vrij chronologisch aan welke stappen ze doorlopen hebben van onderzoeksvraag tot conclusie.
  • De leerlingen werken niet overdreven met bullet points, maar hadden toch wel veel en soms onnodige tekst op de dia’s staan.
  • Leerlingen vertellen wel wat ze onderzocht hebben maar geven niet aan wat ze uit een onderzoek hebben meegenomen.

Nu we scherper hadden wat we verbeterd willen zien bij een volgend project komt de vraag hoe we leerlingen dat moeten vertellen.

We besluiten om de leerlingen in de eerste les na de presentaties de volgende opdracht te geven:

Bekijk één van de volgende twee TED talks. Denk dan nog eens terug naar je eigen presentatie. Noteer wat je opvalt. De komende les praten we hier met elkaar over, bespreken we jullie presentatie en hoor je welk cijfer we gegeven hebben.

Bron: http://www.ted.com/talks/krista_donaldson_the_80_prosthetic_knee_that_s_changing_lives.html

Bron: http://www.ted.com/talks/janette_sadik_khan_new_york_s_streets_not_so_mean_any_more.html

Leerlingen komen vervolgens heel scherp tot het inzicht waarom deze presentaties anders zijn. En wat zij daar van vinden. Een selectie uit de opmerkingen:

  • begin interessant, dan heb je altijd de aandacht
  • veel voorbeelden uit de praktijk
  • veel foto’s/beeldmateriaal
  • duidelijk verstaanbaar
  • goed tempo in het verhaal
  • goede opbouw
  • er relaxed bij staan
  • emotie in verhaal brengen
  • enthousiasme (“ze gaf er om”)
  • spreken vanuit overtuiging
  • minder slides
  • weinig tekst gebruiken op slides
  • vloeiend verhaal maken
  • conclusie is veelal een reactie op een anekdote aan het begin
  • emotie in het verhaal
  • filmpjes (kort) als het kan
  • humor
  • “persoonlijk contact” met publiek (knap gedaan!)
  • spreker heeft ruimte om zich heen op podium
  • geen inhoudsopgave direct beginnen met probleem
  • wist waar ze het over had
  • nadruk op de juiste momenten (weten wat belangrijk is)
  • veel data beschikbaar hebben en het juiste gebruiken
  • alleen plaatjes en illustraties (geen tekst)
  • beeldscherm voor de spreker zodat je niet steeds hoeft om te kijken
  • humor en toch serieus
  • raam open zetten (komt niet direct uit TED)
  • positief
  • leuk verteld
  • boeiend verteld
  • duidelijk verhaal voor publiek
  • praten vanuit herkenning

Nadat deze gedachten allemaal al op tafel lagen was het makkelijker om de leerlingen feedback te geven op hun eigen presentatie. Veel punten hebben ze nu zelf ook al gesignaleerd. We praten wat over hun presentatie en geven bij iedereen enkele punten ter overweging:

  • maak gebruik van het STARR-model om situaties te beschrijven (in de TED talks doen ze dat heel mooi)
  • noem van (voor)onderzoeken alleen bruikbaar resultaat als dat nuttig of nodig is
  • richt je presentaties vooral op je (eind)product en niet zozeer op het proces.
  • geef je dia’s geen titels (het woord “Conclusie” met daaronder de conclusie)

Het terug kijken van de leerlingen is uitzonderlijk goed gegaan. Ik ben trots op de kritische manier waarop de leerlingen hun eigen werk bekijken. Zoals ik er nu naar kijk denk ik dat de feedback op deze manier tot goede verbeteringen zal leiden bij een volgende presentatie. Over een paar maanden zijn er weer presentaties gepland. Ik ben benieuwd.

Proefwerk nabespreken zonder frustraties

Leerlingen hebben recht om hun proefwerken na te bespreken. Soms zoveel recht dat het in het leerling reglement is opgenomen. Nabespreken van gemaakte proefwerken komt voort uit de gedachte dat je kan leren van je fouten. Toch is het moment dat ik een proefwerk nabespreek met leerlingen niet zomaar een succesvolle onderneming.

Bij het vak Natuurkunde krijgen leerlingen veel verschillende onderwerpen. En wordt een proefwerk beweging nabesproken terwijl de leerlingen al weer bezig zijn met elektriciteit. Leerlingen hebben dan inhoudelijk niet zo veel interesse meer voor het onderwerp (het duurt maanden voor het onderwerp weer langs komt). Wat ze moeten bekijken is of de gekozen oplossingsstrategie goed is geweest, of de vragen duidelijk beantwoord zijn, enz. Maar daar is dan niet altijd aandacht voor.

Nabespreken gebeurt vaak in een les. Maar de vraag is of zo’n les dan wel effectief is. Misschien is het beter om het nabespreken na schooltijd te doen, hoewel dat extra tijd kost zullen daar vooral leerlingen komen die ook iets willen leren van de nabespreking.

Leerlingen zijn bij een proefwerk bespreking vaak erg gericht op het zoeken naar fouten die de docent gemaakt heeft. Een halve punt hier of daar (alleen als die in hun nadeel is) heeft de volle aandacht. Ook zijn ze vaak erg bezig met hun buurman/buurvrouw om te zoeken naar verschillen. “Meester Jantien heeft hier wel een kwart punt gekregen en ik niet”. Vaak heeft dat wel een reden, maar leerlingen zien dat niet zo snel (en als docent zie je dat ook niet meer zo 123).

Leerlingen moeten vaak tot maximaal twee lesweken geduld hebben voor ze hun cijfer krijgen. En het nabespreken kan dan nog wat later plaatsvinden. De tijd tussen het maken van een proefwerk en het bespreken van een proefwerk is dan wel erg lang. De leerling weet niet meer wat hij of zij allemaal gedacht heeft bij het beantwoorden van de vragen.

Kijkend naar het nabespreken van een proefwerk kom ik tot een aantal punten die van belang zijn:

  • leerling en docent moeten het eens zijn over de beoordeling (liefst voor het cijfer vastgesteld wordt).
  • de tijd tussen maken en bespreken van het proefwerk moet relatief kort zijn
  • leerling moet uitgedaagd worden om te kijken naar zijn of haar uitwerkingen (en niet alleen puntjes gaan zoeken).
  • een nabespreek les moet effect hebben op het leren.
  • leerling  moet inzicht krijgen in hoe beoordelingen tot stand komen (vanuit de gedachte dat als je weet hoe je punten verdient je beter in staat bent om het juist op te schrijven).

Een half jaar geleden heeft een collega (ik denk dat het Bram Luteijn was maar ik kan hem niet meer bereiken om dat te verifiëren, wie helpt?) uitgelegd wat hij onderzocht heeft in zijn klassen. In zijn praktijkonderzoek heeft hij naast leerlingen ook collega docenten ondervraagd om tot de conclusie te komen dat meerdere collega’s het lastig vinden om een goede proefwerk bespreking te houden. Het geeft een fijn gevoel om niet alleen te staan met het gevoel dat het niet helemaal soepel loopt  🙂

Bram heeft leerlingen eerst gevraagd om een proefwerk van een ander te bekijken met een correctiemodel er bij. Dit gaf geen bevredigend resultaat. Leerlingen zijn niet zozeer geïnteresseerd in het werk van een ander. Ze willen weten hoe zij het zelf gemaakt hebben.

Daarna heeft hij leerlingen hun eigen proefwerk na laten kijken. Met een correctiemodel en een proefwerk analyse formulier. Nu weet ik niet meer precies wat hij verder gedaan heeft. Ik heb zijn onderzoek (of wat ik er van onthouden heb) als volgt verwerkt in mijn eigen lessen.

1. Ik probeer de nabespreking te doen de tweede les na het proefwerk. De eerste les na een proefwerk start ik het nieuwe hoofdstuk op zodat leerlingen in ieder geval aan het werk kunnen met de lesplanner. De tweede les is er dan tijd om het proefwerk te bespreken.

2. Ik neem maximaal één lesuur de tijd om een proefwerk te bespreken.

3. Bij het nakijken van de proefwerken maak ik geen notities op het proefwerk zelf. Ik noteer de scores en eigenaardigheden op een apart blaadje/in een apart schrift.

Leerling A

Hier bijvoorbeeld een schrift met afgeknipte blaadjes waarbij rechts kort de antwoorden staan en de scores uit het antwoordmodel, en links per leerling ruimte is om aantekeningen te schrijven.

4. Ergens tussen het afnemen van het proefwerk en het nabespreken leg ik alle proefwerken even onder een videocamera (of tablet) en “scan” ik alle blaadjes door de hele stapel blaadje voor blaadje om te slaan. Dit gaat vrij snel (minder dan 5 minuten per klas) en kan in geval van discussie over veranderingen in het gemaakte werk erg makkelijk zijn. In de praktijk komt dit echter zelden voor. Leerlingen krijgen de opdracht om niet bij de uitwerkingen te schrijven en doen ze dat wel dan krijgen ze een 1.

5. Ik maak een snelle Powerpoint presentatie met de vragen van het proefwerk en in het kort de antwoorden er bij.

6. In de les krijgen leerlingen de opdracht om alleen een potlood (en soms een rekenmachine) bij zich te hebben (mobiel uit, mobiel in tas, tas voorin het lokaal). Ze krijgen vervolgens hun eigen werk terug en een scoreblad. Ik bespreek alle opgaven in het kort, geef aan waar punten te verdienen zijn en wanneer ze er weer af gaan (bijvoorbeeld bij verkeerde significantie). Leerlingen scoren zichzelf op het blaadje.

Leerling B

7. Leerlingen hebben geen “voor nagekeken” gegevens en moeten daadwerkelijk kijken wat er staat en hoe het antwoord verwacht wordt. De gesprekken gaan niet meer over een kwart punt erbij of eraf, maar worden echt inhoudelijk. Leerlingen lezen soms een uitwerking voor en dan komt mijn vraag “Vind je het zelf duidelijk, denk je dat ik het begrijp?”.

8. Leerlingen leveren hun eigen werk weer in samen met hun scoreblaadje.

9. En dan het resultaat. Hebben leerlingen het zelf goed nagekeken dan hebben ze het aantal punten en kunnen ze hun cijfer uitrekenen. Is het aantal punten 1 hoger of lager dan is het meestal wel goed. Soms ontdek ik een fout die ik gemaakt heb bij het nakijken en kan ik dat herstellen. Soms hebben leerlingen een veel hoger aantal punten aan zichzelf gegeven en dan is het tijd voor een gesprek. Was de leerling optimistisch? Of begrijpt de leerling niet wat er van hem of haar verwacht wordt? Soms ook scoren ze te laag. Ook dan kan het tijd zijn voor een gesprek. De leerling is misschien (onnodig?) niet voldoende zeker van zichzelf.

En gaat het nabespreken nu wat beter? Zeker! De les zelf is effectiever, de aandacht groter. Leerlingen zijn bezig met hun eigen werk. Bij een nieuwe klas/nieuwe leerlingen is het even wennen voor ze, maar al snel zien ze dat het een goede manier is om het nabespreken aan te pakken. Leerlingen vinden het soms jammer dat ze niet direct weten welk cijfer ze hebben (ik moet mijn scores en hun scores nog naast elkaar leggen, dus moeten ze nog een les wachten voor een definitief cijfer).

Van de eerder genoemde aandachtspunten zijn de meeste nu positief in beeld. Zelf merk ik dat het apart scoren van de proefwerken eigenlijk geen extra tijd kost. Wel het “scannen” van de proefwerken maar dat is maar 5 minuten. Fijn vind ik dat ik van de leerlingen nog wat aantekeningen heb over hun proefwerken nadat ik ze heb teruggegeven. Op dit moment gebruik ik met leerlingen -nog- geen proefwerk analyse formulier. Ik moet nog eens nadenken wat ik daar mee kan en wil bereiken. Hoewel het geen school beleid is scoor ik het proefwerk meestal wel nog volgens de verdeling RTTI. Bij elkaar verzamel ik dan veel informatie over de leerling. Ik lijk de NSA wel 🙂

[NLT] Meten aan melkwegstelsels

Net begonnen met de vwo NLT module “Meten aan melkwegstelsels”. Met deze module gaan leerlingen op zoek naar een zwart gat ergens midden in ons melkwegstelsel. Een mooie samenvatting wordt gegeven door Andrea Ghez.

Bron: http://www.ted.com/talks/andrea_ghez_the_hunt_for_a_supermassive_black_hole.html

Om de lesserie te starten heb ik een stip op het bord getekend en de leerlingen gevraagd om met gestrekte arm en met één oog dicht de nul van hun geodriehoek op de stip te richten. Daarna de geodriehoek stevig vast houden en van oog wisselen. De stip verspringt dan (parallax) en de leerlingen kunnen de afstand van het verspringen aflezen op hun geodriehoek. Met een meegenomen 3m rolmaat hebben we de afstand van de geodriehoek tot het oog gemeten. En de leerlingen kunnen bij elkaar de afstand meten tussen hun ogen. De vraag is vervolgens “Hoe ver staat de stip van je oog vandaan?”.

Met een tekening en wat gelijkvormige driehoeken komen leerlingen hier wel uit. En met een meegenomen 30m rolmaat is te controleren of het een beetje klopt. En zowaar de leerlingen komen op afstanden met 10% nauwkeurigheid!

Enkele leerlingen willen liever gewoon de afstand opmeten (waarom al dat gereken?) maar met een verwijzing naar de maan en naar de sterren zien ze snel in dat dat niet altijd gaat lukken. Het begrip parallax was hiermee voldoende geïntroduceerd. En leerlingen begrijpen nu ook wat beter wat de parallax betekent op hun iPhone.

Bron: http://www.youtube.com/watch?v=gurpi1JBpKM

[NLT] Sportprestaties

Dit jaar heb ik voor het eerst een module NLT gegeven. Op de Hogeschool Utrecht hebben we tijdens de opleiding het vak Natuur, Leven en Technologie (NLT) uitvoerig behandeld. Samenwerken met studenten van andere vakgroepen, gesprekken met ervaringsdeskundigen, het opstellen van een invoeringsplan om een -fictieve- schooldirectie te overtuigen van het nut van NLT.

De praktijk is toch vaak weer anders. Het vak NLT is op mijn school ingevoerd met de randvoorwaarden van een mono vak. Er is lestijd en tijd om voor te bereiden. De voorbereidingstijd is zo’n eerste keer wel wat beperkt vooral omdat modules zo zijn opgezet dat je ook andere vakdisciplines nodig hebt (en die kennis is bij mij niet zomaar paraat). NLT vraagt om meer dan een lokaal. Het is de bedoeling dat er een bruisende omgeving ontstaat waarin leerlingen enthousiast aan het werk kunnen. Een mooi leslokaal, ondersteuning van een TOA, enz. Leerlingen kunnen vrijheid krijgen om modules te kiezen. Vaak wordt deze laatste stap niet gemaakt. Het is eenvoudigweg te duur.

Mijn eerste module was de havo module Sportprestaties. Een leuke module die een aardige praktische component heeft. Er is aandacht voor de biologie (voeding, mineralen, vitaminen, doping, spieren) en daarnaast kijken leerlingen naar het meten van een natuurkundige grootheid en doen ze zelfstandig een onderzoek(je).

Leerlingen bouwen zelf een hoeksensor (latjes om verf mee door te roeren bevestigd aan een variabele weerstand) en zorgen dat de variabele spanning kan worden aangesloten op een computer (analoog-digitaal omzetting, bemonsteren, met bepaalde resolutie) waarna de meetwaarde wordt omgezet in een getal dat dan de hoek aangeeft (via een ijklijn). Hoewel het een eenvoudig opgezette sensor is komt het hele traject van een meting aan de orde. Praktische vaardigheden zoals solderen geven nog wel wat leuke momenten met leerlingen.

Dit schooljaar hebben we leerlingen voor het eerst laten werken met een iPhone/iPad app (op hun eigen apparaten). De -nu nog gratis- app Ubersense is bedoeld voor begeleiders van sporters (coach/trainer). Je kan een filmpje maken, dat per beeldje analyseren en van commentaar voorzien. Daarnaast kan je in de beelden ook lijnen tekenen. De hoek tussen de lijnen kan je dan ook aflezen. Leerlingen kunnen hun eigen sensor dan makkelijk vergelijken met een ander meet apparaat.

Uiteindelijk hebben leerlingen de app Ubersense ook veel gebruikt bij hun eigen onderzoek. Soms als primair meetapparaat, soms om te controleren of de gedane metingen wel klopten. Onderzoeken waar de app bij gebruikt is gingen over de hoek die je knieën maken bij het duiken, of de hoek van je arm die je maakt als je een hockeybal slaat of de hoek die je knie maakt als je een trap op loopt met verschillende snelheden.

Maakt dit de app Ubersense nu een soort van super app? Nee dat denk ik niet. De nauwkeurigheid is wat laag doordat je de lijnen er met je vinger in moet tekenen. Maar leerlingen kunnen wel snel een serie metingen doen en die analyseren. Ook helpt het om markeringen aan te brengen die ze kunnen gebruiken bij het analyseren.

Een doel van de module is om te kijken hoe je zelfstandig een onderzoekje kan uitvoeren en wat je kan en moet doen om de resultaten enigszins nauwkeurig te krijgen. En voor dat doel is Ubersense een mooi hulpmiddel.

Gratis lesmateriaal over kracht en beweging

De website “Kracht en beweging, docent ondersteunend materiaal” is vooral ontstaan omdat docenten eigenwijs zijn. Hebben ze een mooie methode, vinden ze de opdrachten toch niet helemaal passend. Of vinden ze de grafieken niet duidelijk genoeg. Of zijn we op zoek naar nog een extra oefen som.

Op de website “Kracht en beweging” staan vooral veel grafieken van versnelde bewegingen, vertraagde bewegingen en bewegingen met een constante snelheid. De grafieken staan genoemd met een lesidee of in een opgave en kunnen met redelijke resolutie worden gedownload. De website heeft een cc by licentie en dat geeft docenten veel vrijheid. Het lesmateriaal staat genoemd in de inhoudsopgave, is gesorteerd per categorie en staat er ook gewoon allemaal onder elkaar.

De website gaat uit van 9 grafiekjes die de leerlingen houvast moeten bieden bij het aanpakken van opgaven over kracht en beweging.

Verwaarlozing

Het is alweer enige tijd geleden dat ik hier een bericht geplaatst heb. Is zes maanden wel “enige tijd” of heeft dat begrip een soort van grens waarna het over moet gaan in iets anders? Maar mijn weblog wordt duidelijk zwaar verwaarloosd. Op dit moment staat het bijhouden van mij weblog te laag op de prioriteiten lijst. Gebeurt er dan helemaal niets? Nee dat is het nu ook weer niet. Er gebeurt wel het een en ander maar dat is óf niet zo relevant om hier te melden óf de tijd ontbreekt om er een verhaal van te maken. Wat staat er dan hoger op de prioriteiten lijst? In eerste instantie thuis. Ik probeer mijn 1e graads bevoegdheid te halen en dan komt het gezin soms klem te zitten. Ook is een nieuwe baan een energie vragende bezigheid. Zeker omdat ik naast Natuurkunde ook O&O en NLT ben gaan geven. Allemaal leuk maar deze weblog heeft daar onder te lijden. Het is niet anders. Er komt vast een moment dat er prioriteiten weg vallen of minder tijd kosten dan nu.

Nieuwsbrieven per mail: de verschillen

Deze week ontving ik de nieuwsbrief van het Mens Natuur Maatschappij lokaal (http://www.mnmlokaal.nl/). Florina Blokland begint de nieuwsbrief met:

Beste Bernard

De maand mei is een drukke maand. Toetsen, examens, excursies, de zon die misschien af en toe schijnt: allemaal afleiders en bezighouders! Ik hoop dat je toch wat tijd vindt de nieuwsbrief te lezen. […]

De persoonlijke benadering viel me op. Nu worden vaak nieuwsbrieven verstuurd naar mensen die zich aangemeld hebben. En veelal is het gewoon een nieuwsbrief. Gegevens onder elkaar gezet en verstuurd.

Nieuwsbrieven worden gemaakt door mensen. Soms vergeet je dat als je mail box volloopt. En nieuwsbrieven worden ontvangen door mensen. Florina laat merken dat ze dat waardeert.

In mijn mail heb ik eens beter gekeken naar de nieuwsbrieven die ik krijg. Het zijn er best een hoop. Van erg nuttig tot bijna spam, maar daar heb ik dan toch ooit voor gekozen (en kan het ook weer opzeggen).

Nieuwsbrieven zien er allemaal anders uit. En zijn allemaal bedoeld om mij te informeren over “iets”. Ik heb vier verschillende vormen van nieuwsbrieven ontdekt deze maand:

  • een mail met bijlagen
  • een mail met een opgemaakte nieuwsbrief
  • een mail met een opgemaakte nieuwsbrief en een persoonlijke aanhef
  • een mail met een opgemaakte nieuwsbrief en een persoonlijke aanhef met persoonlijke inhoud.

Hieronder een paar voorbeelden van nieuwsbrieven. Waarbij elk soort nieuwsbrief zijn waarde heeft. Waarbij ik merk dat een persoonlijke aanhef toch betekent dat ik de nieuwsbrief sneller (beter) lees. Het nieuws is immers voor mij bedoeld. En ik weet best dat hier een hoop techniek achter schuil gaat die veel automatiseert. En toch waardeer ik dat 🙂

Een mail met bijlagen

Een mail met een opgemaakte nieuwsbrief

Een mail met een opgemaakte nieuwsbrief en een persoonlijke aanhef

Een mail met een opgemaakte nieuwsbrief en een persoonlijke aanhef met persoonlijke inhoud.

Huiswerk: verplicht of facultatief?

Onlangs vroeg een collega:

Wat doe je als leerlingen hun huiswerk niet gemaakt hebben?

Dit zijn altijd lastige vragen. Waarbij persoonlijke voorkeuren van docenten naar boven komen. Een antwoord is moeilijk te geven zonder het eerst te hebben over huiswerk. En hoe je huiswerk opgeeft.

In ons leerling volg systeem is een aankruis vakje voor huiswerk (aankruisen wil zeggen dat de leerling het niet gemaakt heeft). Naast een vakje voor boeken (boeken/spullen vergeten levert een vinkje op). Maar registreren alleen levert nog geen actie op.

Beide vinkjes registreren een andere vaardigheid van leerlingen. Boeken vergeten wil zeggen dat de leerling zijn of haar aandacht waarschijnlijk niet bij school (of het vak) heeft gehad bij het inpakken van de tas. Vaak hebben leerlingen wel kleren aan (belangrijk) maar toch geen boeken mee (onbelangrijk).

“Huiswerk niet gemaakt” ligt een beetje anders. Duidelijk is dat de docent iets heeft gevraagd en dat de leerling het niet gedaan heeft. Onduidelijk is waarom de leerling het niet gedaan heeft. Misschien heeft de leerling het verkeerd gepland, of nam het proefwerk van aardrijkskunde meer tijd in beslag, of weet de leerling alles al en haalt het zonder huiswerk ook goede cijfers. Ook kan de vraag gesteld worden of hetgeen de docent vraagt wel zo relevant is.

Tekening van coconutgiroro (cc by-nc-nd)

Voor mij is huiswerk op zich geen doel. Huiswerk is een hulpmiddel. Een hulpmiddel om er voor te zorgen dat het proefwerk goed gemaakt wordt. Maar er zijn meer hulpmiddelen. Sommige leerlingen hebben huiswerk helemaal niet nodig. Of ze hebben niet al het huiswerk nodig. Als huiswerk een doel op zich is (discipline, werkhouding, doorzettingsvermogen, ..) dan moet huiswerk maken ook iets opleveren.

Op veel scholen wordt niet gemaakt huiswerk afgestraft. Met een uurtje nablijven, ouders op school, strafregels schrijven (“Als ik mijn huiswerk niet maak dan mis ik de nodige oefening om de lesstof goed te begrijpen. […]”). Dan Pink geeft in zijn boek Drive aan dat straffen en belonen alleen werkt als het gaat om simpele mechanische handelingen.

As long as the task involved
used only mechanical skill
bonuses worked as aspected.

[Bron at 1:58 min]

En huiswerk is dat niet. Huiswerk vraagt inzicht, creativiteit, doorzettingsvermogen, … Straffen als huiswerk niet gemaakt is blijkt dan ook niet zinvol.

Belonen als huiswerk wel gemaakt is komt ook regelmatig voor. Soms als een extra cijfer (meetellend als overhoring, je begint met een 10 en er gaat een punt af elke keer als het huiswerk niet gemaakt is), soms als onderdeel van het proefwerk cijfer (als je 80% van de keren je huiswerk gemaakt hebt krijg je een bonus punt) of als voorwaarde om het proefwerk te mogen maken. Maar belonen werkt volgens Dan Pink ook al niet.

Frank Noschese schrijft hierover:

By second quarter, they all stopped doing the homework. And they all failed the subsequent quizzes, meaning they weren’t proficient in most of the learning targets. Surely an intervention was required! So I broke the trust and made homework an entrance ticket for future quizzes. 80% of the homework complete allowed them to take the quiz. No homework , no quiz. Non-completers had to work on the homework during quiz time and then arrange an after-school time to take the quiz.

You know what happened? The situation became WORSE.

Frank Noschese beschrijft precies wat Dan Pink beschrijft in zijn boek.

Huiswerk is geen doel.

Het doel is dat leerlingen bepaalde stof beheersen, bepaalde vaardigheden beheersen.

Om leerlingen te helpen met hun planning kan de lesstof worden verdeeld in kleinere eenheden. Of huiswerk dan opgegeven moet worden als “Vrijdag maken opgave 13 tot en met 21” is dan nog de vraag. De opgaven zijn immers geen doel, de opgaven zijn een hulpmiddel. Moet huiswerk niet opgegeven worden als “Vrijdag beheersen theorie over hefbomen, kunnen maken van opgaven waarin hefbomen voorkomen”. Als docent kan je ook aangeven welke opgaven je gaat bespreken “Vrijdag bespreek ik opgave 13 en 19” om leerlingen aan te geven waar ze hun aandacht op kunnen richten.

Het controleren van huiswerk verandert dan ook. Het is niet meer controleren of iedereen de opgegeven opgaven in het schrift heeft staan (zelf gemaakt? overgeschreven?). Nu moet gekeken worden of ze de theorie beheersen en een opgave kunnen maken. Huiswerk “gemaakt” controle verandert in een controle op begrip met bijvoorbeeld een mini overhoring of een opgave met stemkastjes. Een overhoring die dan ook nog mee kan tellen (als los cijfer of als onderdeel van het hoofdstuk cijfer). Of resulteert in een advies over het niveau van beheersing van de stof/de vaardigheid.

Het antwoord op de vraag “Huiswerk: verplicht of facultatief?” hangt -waarschijnlijk- deels af van de manier waarop huiswerk wordt opgegeven. Huiswerk lijkt meer facultatief als huiswerk kwantitatief wordt opgegeven (“Vraag 13 tot en met 21”). En lijkt meer verplicht te zijn als het kwalitatief wordt opgegeven (“Vrijdag beheersen theorie over hefbomen, kunnen maken van opgaven waarin hefbomen voorkomen”).

Voor mij is huiswerk vaak niet verplicht. Wel registreer ik of leerlingen gedaan hebben wat is opgegeven. Maar als huiswerk verplicht is dan mag het maken van huiswerk niet vrijblijvend zijn. En moet ik er als docent voor zorgen dat het wel maken van het huiswerk daadwerkelijk wat oplevert voor de leerling. Inzicht in het kennis niveau, een (deel)cijfer, een compliment, …

In het park staan hoge bomen vangen veel wind.

In het park staan hoge bomen vangen veel wind.

Leerlingen zien snel dat dit niet zo’n mooi lopende zin is. Er zijn twee zaken gecombineerd waarbij dat helemaal niet kan.

Moeilijker is om leerlingen te laten inzien dat breien (zo noem ik dat meestal) ook wiskundig niet kan of mag.

2 x 3 = 6 +4 = 10 x 2 = 20 / 4 = 5

Zonder problemen schrijven leerlingen alle berekeningen achter elkaar. Als docent zie je niet wat er precies gedaan is, formules ontbreken en wiskundig is het gewoon onjuist. 2 x 3 = 5 staat er.

Natuurkunde is leuker als je denkt.

Conceptvragen komen weer helemaal terug. Noordhoff Uitgevers hebben in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en de Nederlandse vereniging voor het onderwijs in de natuurwetenschappen (NVON) een (gratis) boekje uitgegeven “Natuurkunde is leuker als je denkt”. Of het boekje nog te krijgen is weet ik niet, de vragen zijn nog wel te downloaden als Powerpoint bestand.

Het boekje bevat 100 meerkeuzevragen over concepten in het natuurkunde onderwijs. Voor leerlingen zijn conceptvragen een goede oefening. Het gaat dan niet zozeer om het rekenen (de berekeningen kunnen meestal wel uit het hoofd gedaan worden) maar vooral om het inzicht. Mazur (“From questions to concepts”) gebruikt dit soort vragen ook in zijn les. Mazur merkte dat leerlingen wel een voldoende halen voor een tentamen maar dat de onderliggende concepten toch niet goed begrepen worden. Hij is begonnen om de lessen om te buigen en vragen leidend te laten zij in de les. Conceptvragen zijn hier uitermate geschikt voor. Laat leerlingen eerst zelf (in stilte) een antwoord formuleren. Verzamel de mogelijke antwoorden en laat leerlingen vervolgens samen in gesprek gaan om uit te zoeken welk antwoord echt goed is. Volgens Mazur is het vooral zoeken naar begrip:

You can forget facts, but you cannot forget understanding.

Op dit moment gebruik ik de conceptvragen om te kijken of de leerlingen een begrip voldoende kunnen doorzien. Op het digibord verschijnt een vraag met 4 antwoorden. Leerlingen bekijken die in stilte en kunnen op hun mobiele telefoon een antwoord kiezen. Niet alle leerlingen hebben een geschikte telefoon maar voor het gesprek erna is dat niet zo belangrijk. Als meer dan de helft van de leerlingen kunnen kiezen is er voldoende variatie in de antwoorden. Als de antwoorden op het bord verschijnen begint het gesprek. Meestal doe ik 2 of 3 vragen na elkaar omdat het opstarten van de mobiele telefoons vaak onverwacht lang duurt. Eerst moeten ze even WhatsApp-en, pingen enz. voordat de mobile browser open gaat. Voor het stemmen gebruik ik momenteel Mentimeter. Een gratis online toepassing die betrouwbaar werkt. Voorheen gebruikt ik Socrative maar die werkt moeizaam met BlackBerry telefoons. Voor beide toepassingen geldt dat ik voor de vragen een aparte website gebruik omdat ze beide niet om kunnen gaan met plaatjes. In Mentimeter is dan alleen een korte versie van de vraag en de antwoorden te zien.

Mentimeter
Mentimeter.com

Noordhoff Uitgevers gebruiken in hun methode Pulsar (bovenbouw havo/vwo) ook conceptvragen als begin van elke paragraaf. De methode Impact (voor de onderbouw van ThiemeMeulenhoff) heeft ook een structuur waarbij “begrijpen” eerst komt en dan pas “toepassen”.

Paul Hewitt heeft zijn hele methode “Conceptual Physics” genoemd. Hij gebruikt in deze methode ook “ranking tasks” (sorteeropdrachten). Op dit moment gebruik ik de sorteeropdrachten weer wat minder (één maximaal twee keer per hoofdstuk) vooral omdat het meer tijd kost dan de conceptvragen. Uiteindelijk is het mijn bedoeling dat de leerling met enige regelmaat wordt aangestuurd om na te denken.

Het “Technisch Weekblad” had in de vorige eeuw regelmatig zogenoemde “Techquests” waarbij Bram Vermeer (volgens mij in samenwerking met TNO) vragen stelde en er 4 mogelijke antwoorden bij gaf. Rond de eeuwwisseling zijn ze hier mee gestopt. Er zijn nog wel twee mini boekjes uitgegeven (met iets meer dan 20 vragen per boekje). Online of in het archief van het Technisch Weekblad zijn deze Techquests helaas niet meer terug te vinden.

Techquest
Techquest

Het lijken multiple choice vragen maar dat zijn het stiekem niet. Vaak zijn er 2 of 3 mogelijkheden juist. Het zijn 4 mogelijkheden die allemaal beoordeeld moeten worden. Sommige zijn wel relevant (maar niet de belangrijkste reden), sommige zijn wel belangrijk en sommige zijn ook gewoon onjuist.